Terug naar overzicht

“En wat heeft dat met mij te maken”

Sacha Batthyány

Vertaler n.v.t.

Sacha Batthyány

“En wat heeft dat met mij te maken”

 

Sacha Batthyany, de schrijver van het boek, werd in 1973 geboren als telg van een oud, adellijk Hongaars-Oostenrijks geslacht, Bátthyány-Strattmann. Zijn familie behoorde tot de hertogelijke tak, waartoe o.a. ook de arts László behoorde, (1870 - 1931), die in 2003 door paus Johannes Paulus II werd zalig gesproken. Een van diens dertien kinderen, Iván Mária, trouwde in 1933 met barones Margit Thyssen-Bornemissa, de groottante van Sacha. Daarna woonden zij in het kasteel in Rechnitz, dat in het bezit was van haar vader, Heinrich Thyssen-Bornemisza.

De opzet van het boek is bijzonder, er zijn naast de proloog, waarin de auteur schrijft over het ontstaan van dit boek, over de relatie met de personen, die een rol hebben gehad in de gebeurtenissen,  zes Dagboeken die de persoonlijke herinneringen en visie van de twee hoofdpersonen weergeven. In Dagboek II bijvoorbeeld die van Maritta, zijn grootmoeder, en zijn groottante Margit. Dank zij de jarenlange research van Sacha is het een boeiend en onthullend tijdsdocument van een familie geworden.

In 2006 werkte Sacha bij de “Neuer Zürcher Zeitung, als een collega een krantenartikel op zijn bureau legt en vraagt: “Uit wat voor een familie kom jij nou?”. Hij is bezig met een artikel, waarvoor hij nog maar een paar uur heeft. Hij begrijpt de titel in de krant, “Gastvrouw van de hel”, niet, maar herkent op de foto onmiddellijk tante Margit. Na haar dood in 1989 wordt er in de familie wordt er nog nauwelijks over haar gesproken. Voor de familiegeschiedenis heeft hij tot dan nooit veel belangstelling getoond, maar dat verandert in 2009 als hij in het voorjaar voor het eerst naar Rechnitz reist, waar zich in en rond het kasteel tijdens en na een feest dat door Margit wordt gegeven rond 200 joodse gevangenen worden afgeslacht. Hij onderzoekt de gebeurtenissen, spreekt met enige van de na het proces nog levenden ooggetuigen, die met hem willen spreken. Zijn conclusie is dat tante Margit persoonlijk niet bij de moorden betrokken was. Als hij zijn vader over het drama in Rechnitz en de rol van tante Margit aanspreekt, zegt die dat hij er wel iets van wist, maar dat het geen gespreksstof in de familie was geweest.

In 2006, nog voor hij iets over het “geval Rechnitz” iets wist, bezocht hij zijn grootmoeder Maritta, een geboren Esterházy, die bezig was met het schrijven van haar levensverhaal, zij was toen al in de tachtig jaar oud. Zij deed dat eerst op een schrijfmachine, maar later met de hand. Op haar sterfbed smeekte zij de vader van Sacha om alle aantekeningen te vernietigen, maar die belofte hield hij niet, zij stierf op 1 mei 2009, net geen 87 jaar oud, twee jaar later overhandigde hij alle aantekeningen aan Sacha.

De groene map met aantekeningen bevat honderden bladen, die allemaal dooreen zijn geraakt, in een handschrift, dat hij moeilijk kan lezen, van het zelfde feit zijn er gewijzigde versies, maar het lukt hem toch een bruikbaar geheel samen te stellen. Bijvoorbeeld over Feri, zijn grootvader, echtgenoot van Maritta, die dan al is overleden. Sacha gaat met zijn vader, de enige zoon van hem naar Rusland om meer te weten te komen over diens verblijf in de kampen van de Sovjet Unie.

Feri, officieel Ferenc, was in 1915 geboren te Köpcsény, het huidige Kittsee, in Oostenrijk, als één van de 11 kinderen van László. In februari 1942 huwde hij met gravin “Maritta” Eszterházy., op 22 november werd hun zoon Bálint, Sacha’s vader, geboren. In de Tweede Wereldoorlog was Feri luitenant in het Hongaarse leger, dat aan de zijde van Duitsland vocht. Toen in januari 1945 alleen nog rond Boedapest tegen het Rode Leger werd gevochten, stuurde hij zijn manschappen vanuit Székesfehérvár naar huis, zelf ging hij naar Sárosd, waar nog de ruine, van zijn ouderlijk kasteel stond. Bij een boer, die hij kende vond hij voorlopig onderdak. Als iedereen die in het Hongaarse leger had gediend zich na het einde van de oorlog moest melden bij het plaatselijk hoofdkwartier van het Rode Leger, ging hij ondanks dat hem werd aangeraden niet te doen, toch naar Boedapest. Daar werd hij verhoord door een vriendelijke Russische luitenant, Jefim Etkind, die hem als tolk voor Hongaars aanstelde. Dezelfde Rus, die later bij Feri’s echtgenote kwam met de boodschap, dat haar man het goed maakte en weldra zou terugkeren. Niets bleek later minder waar.  Pas in 1955 worden alle krijgsgevangenen vrij gelaten en komt Feri terug.

Maritta schreef ook over een gebeurtenis uit 1944 in Sárosd, als alle joodse inwoners door de Duitsers naar kampen worden weggevoerd, is zij ooggetuige daarvan. Vanuit haar kamer ziet zij hoe het joodse echtpaar Mandl over de binnenhof loopt en een schot hoort. Zij vroeg zich af wat haar ouders hadden kunnen doen om hen te redden. Hun kinderen, die in Boedapest toen verbleven, waren in het nabijgelegen kamp van Kistarcsa terecht gekomen. Maritta was daar naartoe gegaan om hun dochter Agi op te zoeken, een bewaker had naar haar gezocht, maar niet gevonden. Agi had hem niet durven antwoorden, zij ging onverrichter zake naar huis. Agi overleefde Auschwitz, huwde in Polen en in 1948 emigreerden zij naar Argentinië. Via Google weet hij een van hun dochters te vinden en ervaart dat hun moeder nog leeft, in 2013 ontmoet hij haar, zij is dan 83 jaar en hoort hij haar levensverhaal. Dit zijn enkele verhalen uit zijn boek

Het is een aangrijpend boek, een zoektocht naar de waarheid geschreven met passie.  

 

Leo BOODE

      

Sacha Batthyany                  

“En wat heeft dat met mij te maken”

Hollands Diep (Amsterdam) 2016

 

Zie ook het artikel in Most Magyarul nummer 62 “Het kasteel van R.”

Terug naar overzicht

Hongaarse Literatuur