Terug naar overzicht

Iedereen heeft een 'Kassa' nodig!

Márai Sándor

Vertaler n.v.t.

GeschiedenisEditie nr. 63 / 2013
door: Andrea Csonka Kis

Mindenkinek kell egy Kassa

 

“De relatie met onze geboortestad wordt met de jaren steeds intiemer en ingewikkelder. Je vergeet langzamerhand alle gevoeligheden en zoals bij elke intieme relatie, zie je niet de goede of slechte eigenschappen van iemand die belangrijk voor je is, maar alleen het feit dat die persoon bestaat. En dat wordt met het voorbijgaan van de jaren het belangrijkste. Na verloop van tijd zoek je in je geboortestad niet meer naar herinneringen, maar naar, in dit wankelende bestaan en de steeds veranderende wereld, even weer het gevoel van geborgenheid .” (Márai Sándor: A kassai bombák)

In 2010 was niet alleen in Hongarije, maar ook in heel Europa alle aandacht gericht op Pécs, de Europese hoofdstad van cultuur. In 2013 is deze eervolle titel andermaal een stad met Hongaarse achtergrond te beurt gevallen, namelijk Kassa (Košice)

Al wonen er in deze stad die ooit deel uitmaakte van het historische Hongarije, nog maar amper Hongaren, toch zijn er veel Hongaarse toeristen die graag een bezoekje brengen aan Kassa om zich te laven aan een stukje cultuur. Maar, waar heeft Kassa die populariteit aan te danken? Aan de domkerk, de Sint Michaelskapel, de schitterende aristocratische paleizen, de karakteristieke 19e-eeuwse patriciërshuizen of aan de talrijke musea? Zijn het eigenlijk wel de monumentale gebouwen van Kassa, die de meeste aantrekkingskracht uitoefenen op de bezoeker of is er meer aan de hand?

Er zijn verscheidene grote namen uit de geschiedenis van de afgelopen duizend jaar met de stad Kassa verbonden. De bekendste zijn de heilige Erzsébet, aan wie de kathedraal is gewijd,  troubadour Sebestyén Tinódi Lantos, de Transsylvanische vorsten István Bocskai en Ferenc Rákóczy II, de Hongaarse taalvernieuwer Ferenc Kazinczy, de Slowaakse schrijver Jonáš Záborský, de Tsjechische museoloog Josef Polák en natuurlijk Sándor Márai, de internationaal gevierde Hongaarse schrijver. Misschien gaan er wel zoveel Hongaren naar Kassa om er oog in oog te staan met de geest van hun beroemde landgenoten... Wie weet,  willen zij zo beter tot hen doordringen, of proberen ze daar te voelen wat hen inspireerde, wat hen groot maakte...

Sándor Márai, de auteur van Gloed, Bekentenissen van een burger en het niet in het Nederlands vertaalde Kruidenboek, leidde een hoogst turbulent leven dat werd gekenmerkt door talloze avonturen en omzwervingen. Hij werd in 1900 in Kassa geboren in een gegoede burgerlijke familie, had als dertiger al heel Europa doorkruist, internationaal naam gemaakt en werd door het Hongaarse publiek toen al als een van de beste schrijvers beschouwd. Maar ook hij werd uiteindelijk slachtoffer van de politieke omstandigheden van de twintigste eeuw. Op grond van met name zijn verzet tegen het bolsjewistische communisme moest hij in 1948 Hongarije verlaten en woonde hij tot zijn dood in 1989 elders in Europa en in de Verenigde Staten. Als ’dissident’ stond hij op de zwarte lijst en zowel zijn persoon als zijn werken werden systematisch uit de Hongaarse literaire annalen en lesboeken geschrapt. Hij mocht tot aan zijn dood niet terug naar Hongarije.

In Márai’s leven en literaire oeuvre (ook in de bovengenoemde titels) neemt zijn geboortestad een belangrijke plaats in en vormt de maatstaf voor zijn normen en waarden. Sándor Márai werd in Kassa geboren, hij groeide er op  en waar hij ook op de wijde wereld terechtkwam, alles bezag hij vanuit zijn eigen ervaringen in Kassa. In zijn werken heeft Márai het vaak over de ’eeuwige stad’, een ideaalbeeld van de wereld, vervlogen beelden uit zijn kinderjaren, beelden waar iedere volwassene vroeger of later onontkoombaar naar terug verlangt. De terugverlangen komt tot uitdrukking in zijn gedicht In Kassa:

Het is een strenge reis, vol herinneringen,

Waarop je de doden tutoyeert

En troost biedt aan de levenden

Een reis trots en eenzaam

Het noodlot tegelijk,

Hier begon ik mijn leven en hier zal ik eindigen

 

 „Szigorú, emlékeztető

A halottakkal tegező

Az élőkkel vigasztaló

Büszke és egyedülvaló

Kirándulás is, végzet is –

Itt kezdtem, s tán itt végzem is.”


Je kunt misschien pas echt begrijpen wat Márai voelde voor Kassa, als je zijn gedicht Grafrede leest. Hij schreef het in het buitenland en gaf er zijn ervaringen weer als mens in een voor hem vreemde, buitenlandse wereld. Hij schreef het in 1950, in een van de eerste jaren van zijn zelfgekozen ballingschap, toen de herinnering aan thuis nog niet zo was vervaagd door de tijd. In het buitenland ziet hij zich plotseling geconfronteerd met een ander leven, een ander lot, het verlies maakt hem eenzaam en snoert hem de mond. Hij mist zijn vrienden, hij mist vertrouwen. Door de voortdurend wisselende gebeurtenissen ziet hij in dat hij in een isolement zit, hij is ontheemd en heeft in het buitenland niets meer aan zijn eerdere levenservaringen.

 

Onze herinneringen vallen uiteen, als oude lappen

 […]

Accepteer, dat je daar geen mens bent, maar een klassenvijand!

Accepteer, dat je daar geen mens bent, maar slechts een nummertje in een reeks!

Accepteer, dat God dit accepteert, en ook de wildschuimende hemel!

Steek geen bliksem aan, wees wijs en verstandig...

Lach, als de beulsknechten je tong eruittrekken,

Bedank, ook vanuit de doodskist,  degene, die jou begraaft.

Koester, ook al is het waanzin,  een paar van je woorden en dromen,

En geef geen kik, als je boss je tanden inspecteert,

Klamp je vast aan je vodden en je ondergoed en aan die paar herinneringen:

Een plukje haar, een foto, een gedicht, want dat is er nog over.

 

 

Tűrd, hogy ember nem vagy ott, csak osztályidegen!

Tűrd, hogy ember nem vagy itt, csak szám egy képletben!

Tűrd, hogy Isten tűri ezt, s a vad tajtékos ég!

Nem kell villámot gyújtani, hasznos a bölcsesség...

Mosolyogj, mikor a pribék kitépi nyelvedet.

Köszönd a koporsóban is, ha van, ki eltemet.

Őrizd eszelősen néhány jelződet, álmodat,

S ne mukkanj, mikor a boss megszámolja fogad!

Szorongasd még rongyaid, a bugyrodat, szegény

Emlékeid: egy hajfürtöt, fényképet, költeményt...

Mert ez maradt. […]”

 

Wat betekent Kassa dus voor Márai? Niet louter het verloren vaderland, niet louter herinneringen aan vroeger, maar het is vooral zijn eigen oude persoonlijkheid, die hij slechts met moeite kan bewaren, nadat hij zijn vaderland heeft verlaten. De waarden waarmee hij is opgegroeid, blijken in het buitenland onbelangrijk, waardeloos...

Misschien is dit het waarom velen houden van Sándor Márai en zijn Kassa: Márai laat je zien hoe je jezelf kunt blijven in een vreemde land:  neem een punt in je vroegere leven, dat laat zien waar je vandaan komt en wie je bent en dan is het misschien gemakkelijker om te bepalen waar je naar toe wil. 

Terug naar overzicht

Hongaarse Literatuur