Terug naar overzicht

De zondebok Mijn jeugd in Hongarije 1939-1944

Aranka Siegal

Vertaler n.v.t.

GeschiedenisEditie nr. 70 / 2015
door: Leo Boode

Aranka Siegal: „De Zondebok”


In 1981 verscheen in New York Upon the Head of the Goat van de uit Hongarije afkomstige

schrijfster Aranka Siegal. Het was haar eerste boek en het werd snel een bestseller, in vele talen vertaald en meerdere malen bekroond.


Zij zelf is de joodse 'Piri' Davidowitz, de hoofdpersoon in het boek, die als negenjarige de voorjaarsvakantie doorbrengt bij 'Babi', haar oma in Komjaty, waar het eerste deel van het boek zich afspeelt. Als in maart 1939 Hongarije dit gebied in de Oekraïne annexeert, wordt het door het Hongaarse leger bezet. De grenzen worden gesloten, zo blijft zij daar noodgedwongen en gaat er ook naar school. Zij verblijft bij haar zeer gelovige joodse grootmoeder, en haar zus Rózsi. De eerste kennismaking met de oorlog is haar vondst van drie lijken van Oekraïense soldaten in het nabijgelegen riviertje.


Het tweede deel, Beregszász, speelt zich af in de stad waarin zij is geboren. In september begint voor Ibolya, haar zusje, en haar weer het onderwijs in de openbare school. In de kerstvakantie is de stad bedekt met een dikke laag sneeuw. Op de avond voor Kerstmis gaan de kinderen kerstliederen zingend door de straten, maar dit jaar blijven die niet voor hun huis staan. Zij bereiden zich voor op het Joodse Inwijdingsfeest, de Chanoeka, maar zonder vader, die in het leger is, wordt het niet zoals vroeger. 

Het leven in de stad verandert langzaam, de antisemitische sfeer neemt toe. Als Piri, met haar zus Ibolya in de schemering naar huis lopen, zien ze drie jongens met stokken bij de kleine synagoge een paar oude mannen achtervolgen. Wanneer de jongens de twee meisje in de gaten

krijgen, roepen die „Dat zijn twee van die Joodse meiden” en „Stomme Joodse grieten, wij zullen jullie een pak op je donder geven” en renden hen achterna. Gelukkig kwam er een man tussen beide en bereikten ze buiten adem hun huis. 

Moeder maakt zich ernstige zorgen over de politieke ontwikkelingen en probeert visa voor Amerika te krijgen, waar reeds kinderen van grootmoeder 'Babi' wonen. Zelf was zij, toen zij nog jong was, een tijdje daar bij haar zussen geweest. Maar het lukt niet om visa te krijgen. Via de echtgenoot van een soldaat, die in het zelfde bataljon als vader zit, leert moeder in 1941 mevrouw Gerber kennen. Er groeit tussen beide gezinnen een hechte vriendschap, hoewel de Gerbers van joodse afkomst zijn, maar liberaal en niet praktiserend. In oktober van dat jaar spreekt, als Piri van school komt, een vrouw met een baby op de arm haar aan en vraagt of zij Jiddisch spreekt. Zij is op de vlucht uit Slowakije. Moeder stuurt Piri dan met de vrouw naar een opvangadres in de stad. Later moeten alle joden de gele davidster dragen, worden zij ontslagen uit openbare functies en geldt er een avondklok. Dit zijn slecht enkele passages uit het boek.

In het derde deel, Het getto wordt het hele gezin Davidowitz, na een razzia op de sabbat opgepakt en met alle op zondag opgebrachte overige joodse inwoners naar de steenfabriek gebracht, die als verzamelkamp is ingericht, in afwachting van definitief transport. De toestand in het kamp is dramatisch, maar moeder treedt kordaat op en weet de familie Gerber op een plek bij haar te brengen. Het wachten is op de treinen, die hen naar een kamp zullen brengen. Voor hun vertrek wordt iedereen nog gefouilleerd, moeder, Ibolya en Piri die dan 13 jaar oud is, worden door

drie wellustige Duitsers apart genomen en aangerand. Dan worden zij in de wagon geperst, op weg naar Auschwitz.

Op 9 mei 1944 komen mevrouw Davidowitz, Ibolya, Piri, Sándor en Joli in het vernietigingskamp Auschwitz aan Piri en Ibolya worden direct van de overigen gescheiden, zij hebben die nooit meer gezien. In september worden zij in in de keuken van het concentratiekamp Christianstadt te werk gesteld. Door de snelle opmars van de Russen besluiten de Duitsers hen in januari 1945 lopend naar Bergen-Belsen over te brengen. Daar worden zij door het Eerste leger van Veldmaarschalk Montgomery op 19 april 1945 bevrijd.

In juni van dat jaar brengt het Zweedse Rode Kruis hen over naar Zweden, waar zij een nieuw leven proberen op te bouwen. In 1948 emigreren zij naar de Verenigde Staten. De aangehaalde feiten zijn maar een greep uit wat in het boek is gepubliceerd.


Leo BOODE


SIEGAL Aranka

„De Zondebok” Mijn jeugd in Hongarije 1939-1944

Uitgeversmaatschappij J.J. Kok (NL/Kampen)

ISBN 90 242 2773 9

Van haar verscheen in 1987 bij deze uitgeverij ook het boek

„Genade in de woestijn, na de bevrijding 1945-48”

Terug naar overzicht

Hongaarse Literatuur