Terug naar overzicht

Het oeuvre van György Konrád - heruitgaven en nieuwe vertalingen

Konrád György

Diverse vertalers

BiografieRomanEditie nr. 29 / 2005
door: Gerhild Tóth-van Rooij

György Konrád: heruitgaven en nieuwe vertalingen


"De synthese van schoonheid en troost lijkt voor Konrád in mildheid en oplettendheid te liggen gecombineerd met een op zijn levensloop en keuzes gebaseerde uitgesproken afschuw voor geweld. De beschrijving hoe hij als twaalfjarige de menigte angstaanjagend vond kijken naar het terechtstellen van de pijlkruisers, toont hoezeer het voorgaande in zijn wezen ligt verankerd."


Konrád György eerste Nederlandse vertaling in 1976 verscheen bij Van Gennep dat A látogátó, uitbracht als De bezoeker. Tien jaar later erkende men Konráds literaire kwaliteiten volmondig na verschijning van de door Jan Versteeg vertaalde roman A cinkos in De medeplichtige. Dit boek moest buiten Hongarije verschijnen in Véronique Charaires’ geautoriseerde Franse vertaling naar het Hongaars. In 1987 verscheen dit bijna een kwart eeuw oude boek bij van Gennep in de 6e herdruk en ontdekte ik Konrád vlak voordat ik mijn echtgenoot zou leren kennen. Het nawoord van Sándor Németh bleek de sleutel om uit de initialen de historische personages te ontwaren en zo kreeg ik kennis van Hongarije van binnenuit. De ontvouwde levensloop van de uit een psychiatrische kliniek ontslagen man die we terugblikkend volgen van de geboortestad in de provincie tot lid van de strafcompagnie aan Duits-Hongaarse zijde, en zelfs als Partizaan aan de Russische kant verstrikt in de oorlogsgevolgen en het communisme, boeide me. De bijna verraderlijke vrijheidsbeleving en gewelddaden tot 1956 werden tastbaar en direct verteld.

De - tegen de verdrukking in - autonoom en onaantastbaar gebleven intellectueel uit het boek weerspiegelt Konráds kracht. Zijn tegelijk afstandelijke en betrokken beschrijvingen van het uitglijden naar deelname aan door toelaten van onderdrukking noopt tot opletten. Zoals in de op bladzijde 164 beschreven mede-slachtoffers die hun collega’s tot bloedens toe moesten slaan maar beseften dat zij zich beter aan dezelfde vernederende handelingen konden overgeven dan langer de waanzinnige bevelen te volgen: “---zo getergd dat er geen beul overbleef ---” schrijft Konrád en toont ons dat in onmogelijke situaties nog verzet geboden wordt. Ook de bijna Kafkaiaanse opmerking op p. 315 ---“Inzicht hebben is al een vijandige daad, kankeren mag ---”doordringt ons van de levensomstandigheden. --“Als het je niet lukt je vrijheidsdrang te onderdrukken, zul je ook meteen de geheimzinnige schat verliezen zonder welke het niet de moeite waard is verder te leven; dan zal er in plaats van jou een gedesoriënteerde invalide naar buiten komen.”--- van p. 354 is op te vatten als Konráds adagium. Wanneer omstandigheden de grenzen van het toelaatbare veranderen blijft hij waaks en roept daar toe op.


Tuinfeest nu als Rainbow essential

Konráds  co-auteurschap van de in 1976 in het westen gepubliceerde politicologische studie De Mars naar de macht van de intellectuelen, gaf hem naamsbekendheid. In Hongarije is hij ervoor gearresteerd op grond van subversieve agitatie, in 1984 reikte de Weense universiteit hem de      J.G. Herdersprijs uit voor verdiensten betreffende de culturele betrekkingen tussen Oost en West. Zijn stelling nemen spreekt ook uit het in 1999 bij van Gennep door Piet Manshof vertaalde De oorlog in Joegoslavië en wat erna kan komen. Bezinnend schrijvend spreekt Konrád ook in romanvorm. Hij kan de gevolgen van scheefgroei in regerende stelsels uiteenrafelen via zijn ik-figuren en individuen. Zo maakt hij de ontoereikendheid om gevolgen en diepere oorzaken te overzien zichtbaar door adequaat de vinger op zere plekken te leggen.

Het door Henry Kammer vertaalde Tuinfeest is als Kerti Mulatság in 1986 als samizdat-uitgave te Boedapest verschenen en vormt met het door Piet Masthof vertaalde Melinda en Dragomán uit 1992 en Kammers vertaling van De stenen klok of Kőóra uit 1996 een bij Van Gennep uitgebrachte romantrilogie. Het baanbrekende Tuinfeest kreeg recent via Muntinga Pockets in samenwerking met Van Gennep een plaats in Rainbow Essentials (nr. 34), onder deze boeken van betekenis, die belangrijke ervaringen van de twintigste eeuw markeren valt ook Ik, de ander van Kertész. Konrád. Tuinfeest legt de verwondingen en blijvende littekens van WO II en communisme bloot op een meeslepende manier en streeft mild naar verduidelijking van wat was..

In dit grootse boek over de verraderlijkheid van te volgzaam handelen, liefdes, vriendschappen, macht, deportatie, vrolijkheid en de verhoudingen in de stad en provincie in het midden van de twintigste eeuw zijn veel statements ingebed. Van “Wie zorgelijkheid afwijst kiest voor de roes” tot “Massamoordenaars laten zich altijd leiden door de een of andere wereldbeschouwing zij beroepen zich op boeken” naar bijvoorbeeld de naamsverwisselingen van het marktplein. Ook in die namen van Wederopstandingsplein, Bomplein, via Tapijt van de sultan tot Vrijheidsplein is de geschiedenis af te lezen . De kern vind je echter in zinnen als “Wij kiezen niet tussen het goede en het kwade maar tussen het mogelijke en onmogelijke.” Waarna beschouwingen over schrijven variërend van: “Om de spieren van mijn taal te stalen, is voortdurende training nodig,” tot: “Ik vereeuwig op ceremoniële wijze de woorden van hen die mij dierbaar zijn” te overziene rustpunten worden. Al deze informatie is ingebed in een verhaal dat je niet meer loslaat en waarin ook te lezen is dat de staat een tijdelijk en abstract verschijnsel is, zwakker dan de stad die een duurzaam concreet fenomeen is. De vele inzichten laten Konráds autonomie zien in dit originele boek waarin alles draait om inzicht hoe (Oorlogs)geweld ontstaat, bijvoorbeeld uit gebrek aan begrip en onvoldoende bereidheid tot dialoog met tegenstander. De werkelijke afbraak van het kamp (dat in zovele boeken van Hongaren beschreven is) is een geestelijk proces, schrijft Konrád recht uit het hart: Pas als mensen vastbesloten zijn nooit meer zoiets te dulden en dan waarschuwt de schrijver dat absolute ondergeschiktheid van het menselijke leven aan het staatsbelang, dat uitsluitend door de machthebbers mag worden gedefinieerd fataal is. Het is of hij oude wonden wil helen en nieuwe voorkomen. Alle Rainbow essentials geven een gezicht aan wat er nu leeft en nagelaten is, Tuinfeest is zelfs in die reeks zeer oorspronkelijk, ook nu ik het boek 15 jaar later herlezen heb.  


Tuinfeest naast Melinda en Dragoman, en Amsterdam

Het is zeker boeiend om na Tuinfeest nog Melinda en Dragomán te lezen, met de zo op het oog zijdelings lijkende opmerkingen over de beknotte vrijheid, van overheidswege. “Wie in geen enkel doosje past, doet er goed aan voorzichtig te zijn, wil hij een lang leven op aarde kunnen genieten. Het ware leven dat plaats vindt tussen de muren van je eigen huis waar je gerust kunt opspringen en je woorden met gebaren kunt onderstrepen,” heeft hier impact. De Joodse achtergrond is ook in Tuinfeest onmiskenbaar aanwezig. “In vijfenveertig mocht ik het getto verlaten, mocht ik een persoon zijn, en drager van een eigen naam. Voor een tijdje”—“ik werd opnieuw de drager van een soortnaam”---“de sluitbomen aan de grens werden weer voor een  hele poos neergelaten voor mij.”  schrijft Konráds ik-figuur –“Toen ontpopte ik me als een destructieve en cynische gevangene.” Konrád bleef ook daarna een bevlogen pleitbezorger voor maximale rechtvaardigheid..

De driehoeksverhouding en erotiek die de roman beschrijft vormt een facet, daarnaast krijgen de hoofdpersonen uit Tuinfeest nog meer reliëf. Het ondanks alles geliefde Boedapest en de vervallen villa Ófalu zijn voelbaar, net als New York en Israël. Dankzij de voorliefde om te wandelen kon Konrád levendige details brengen in het verhaal.

Ook de tijd speelt mee, ---“ een beschaving die zijn werken en zichzelf geen tijd gunt, zal niet echt reëel zijn, maar alleen een verpakking, een coulisse die te allen tijde kan worden afgebroken en weggedragen, gemakkelijk, goedkoop en praktisch, alleen geen onderdeel van de werkelijkheid.” Dit thema diept hij uit op een manier die tot denken aanzet over de waarden die wij toekennen aan veel maatschappelijke en artistieke ontwikkelingen.De beschrijvingen over hoe het leven in het buitenland is en bijvoorbeeld de Amerikaanse veelkleurigheid zich verhoudt tegenover Boedapest en  Europa laten zien hoe Konrád voortdurend waarden afweegt vanuit de historisch bepaalde achtergrond ten gevolge van geboorteplek en afkomst. Net als Tuinfeest verrijkt dit boek onze kennis over het leven vanuit een geteisterd Midden-Europa en Hongarije in het bijzonder.


Amsterdam

Ook Amsterdam vertaald door Györgi Dandoy getuigt daar 46 pagina’s van. Het vijf jaar geleden bij Van Gennep uitgebrachte boek is een ode aan de vrijheid. Heerlijk slenterend en genietend weet Konrád ook hier de intense vreugden die kleine voor velen vanzelfsprekende zaken hem brengen. te beschrijven. Hij laat zien dat het voor veel van zijn landgenoten verworvenheden in plaats van vanzelfsprekendheden zijn. Toch vlecht hij ook hier de actualiteit in met bijvoorbeeld:--”Degenen die tot deze oorlog besloten, hadden in werkelijkheid niet het goede voor de Albanezen op het oog, ze hadden het slechte voor de Serviërs in de zin. Konrád is een schrijver om tot je door te laten dringen, hij neemt je op sleeptouw door onze tijd en de geschiedenis van het ene naar het andere continent zonder zijn integriteit te verliezen, het lijkt of hij de wendbaarheid heeft van de kop van een uil en dat maakt zijn werk onvergetelijk.


Zonsverduistering, Geluk & Van de schoonheid en de troost

De voor het laatst in 2003 door Uitgeverij Contact-Herengracht herdrukte bundel Van schoonheid en de troost van Wim Kayzer bevat van Konrád het essay een ‘schofterig kereltje’. Daarin staat het ook in Tuinfeest beschreven moment van vertrek en terugkeer naar Berettyóújfalu, in een desolate onontkoombaarheid die niet ongedaan gemaakt kan worden. György Konrád en zijn zus zijn er de enige overlevende kinderen, dankzij hun vertrek naar Boedapest met al het geld van hun ouders die al gehaald waren. Dit is het referentiepunt voor de onmogelijkheid van troost. Konrád schrijft in hetzelfde essay: ---“Naar een mooi gedicht keer je steeds terug. Je herkent er elke keer een nieuw gedicht in. En zo gaat het ook met de mensen waar van we houden.” Die uitspraak geldt zeker voor zijn eigen werk met zinnen als: ---“ Troost in de zin dat je vrede hebt met alles wat er gebeurt, is niet wenselijk uit ethisch oogpunt.--- De volgorde is overleven, kunst, geluk, liefde.--- Kunstenaars, schrijvers geven tijd en ruimte die vormeloos zijn een vorm, leven is vormgeven of het nu een wiskundige, technische of poëtische of de morele, van menselijk gedrag is”--- De synthese van schoonheid en troost lijkt voor Konrád in mildheid en oplettendheid te liggen gecombineerd met een op zijn levensloop en keuzes gebaseerde uitgesproken afschuw voor geweld. De beschrijving hoe hij als twaalfjarige de menigte angstaanjagend vond kijken naar het terechtstellen van de pijlkruisers, toont hoezeer het voorgaande in zijn wezen ligt verankerd. Schofterig kereltje en de autobiografieën Geluk (Zie MM! 21) en Zonsverduistering laten een mens zien, die ondanks alle tegenwerking en levensdrama’s een voorvechter is. Zijn meeslepend schrijven over wat het genieten waard is, naast het aan de kaak te stellen van misstanden en het filosofisch stellen van levensvragen, is ongeëvenaard. 


Gerhild Tóth-van Rooij, 2004-2005

Terug naar overzicht

Hongaarse Literatuur