Terug naar overzicht

Reisboeken van Kees Bakker

Kees Bakker

Vertaler n.v.t.

Kees Bakker

De gidsen die Kees Bakker schreef waren uniek, persoonlijk en geëngageerd. Zijn stonden vol van zijn belangstelling voor kunst, architectuur en geschiedenis. Hij interviewde schrijvers en kunstenaars en liet ook de gewone Hongaar aan het woord. Hij nam je mee naar onbekende plekjes. Het waren geen gewone gidsen, niet voor de doorsnee toerist. Zij hebben mij altijd erg aangesproken, ook nu nog vijftien jaar na het verschijnen.

Kees heb ik nooit ontmoet, maar af en toe had ik wel telefonisch of schriftelijk contact met hem, over "zijn" zigeuners of onderwerpen waar hij mee bezig was. Nu blijft hij door zijn boeken in mijn herinnering.

 

Het volgende stukje is uit zijn reisgids "Hongarije", die in 1991 verscheen bij Uitgeverij Jan Mets (Amsterdam).

 

Even buiten Székesfehérvár doemt rechts het uitgewoonde kasteel van György Kégli op. Als u erheen wilt, moet u even voorbij de spoorwegovergang rechts de afslag Csalapuszta nemen. Bij het 18de-eeuws kasteel hoorde ooit een grondbezit van drieduizend hectare. De laatst residerende Kégli is kort na 1945 met de noorderzon vertrokken. Zijn landgoed viel toe aan een staatslandbouwbedrijf, dat als eerste beleidsdaad een flinke en intussen haast onherkenbaar verroeste rode ster op het kasteeltje plaatste. Achter het feestelijke gebouwtje staan de schuren van het landgoed. Ze zijn door het staatsbedrijf alweer verlaten en wachten met het vervallen kasteel op een rijke westerling die er een pension zou moeten beginnen. Het grote park, waaruit de mooiste stammen de nieuwe kasteelheren als brandhout dienden is achteraf tot beschermd gebied gebombardeerd. De enige overlevende ziel op het terrein is oom Józsi. Hij is anderhalf keer zo oud als het Hongaarse socialisme, heeft kasteelheren zien komen en gaan en woont nog steeds, krom van de ouderdom en het buitenleven en ondanks zijn hoedje zwart van de zon in een van de vroegere landarbeiderswoningen. Met wat kippen en een hond die heel hard blaft, maar niet bijt.

 

Op een zonnige dag in juli 2005 gaan wij in gezelschap van een Hongaarse vriend naar Csala, een deel van Székesfehérvár. Het is 15 jaar nadat Kees Bakker zijn verhaal over het kasteel deed. De weg naar het kasteel is nu afgesloten door een slagboom met praatpaal. Na enig heen en weer gepraat in het Hongaars, gaat de slagboom omhoog, wij mogen het kasteel bezichtigen.

Józsi bácsi is er niet meer, evenmin als zijn hond.

 

Het landgoed werd in 1873 gekocht door György Kégl. De opdracht voor de bouw van het kasteel gaf hij aan de jonge Boedapestse architect Alajos Hauszmann (1847-1926). Deze had juist de bouw van het Nádasdy-kasteel in Tudor-stijl te Nádasdladány beëindigd, toen hij in 1876 met de bouw van het slot in renaissance-stijl begon. Het gebouw, met een verdieping in baksteenbouw, is a-symmetrisch met toren en balkon, fraaie vensters en fijne details. Nu is het door een hek met prikkeldraad omgeven, totaal verwaarloosd en vervallen. De vensters zijn zonder glas, het balkon met gras begroeid en gestut om instorten te voorkomen, boompjes groeien in de muren. Hoe de toestand binnen is kunnen wij niet zien, maar laat het ergste vermoeden. De rode ster, die op het kasteel stond is inmiddels verdwenen. Maar de ligging is fantastisch. Het kasteel is omgeven door een grote grasvlakte, die ideaal zou zijn voor een golfterrein. Waarschijnlijk zal men toch gaan investeren in renovatie, maar wanneer blijft de vraag!


Leo BOODE

Terug naar overzicht

Hongaarse Literatuur