Sindbads droom
Krúdy Gyula
Anikó Daróczi & Ellen Hennink
Op de populariteitsgolven van György Konrad in de 80’er en 90’er jaren en Sándor Márai in het afgelopen decennium zijn steeds meer twintigste-eeuwse Hongaarse auteurs aan de Westerse vergetelheid ontrukt. Na auteurs als Kosztolányi Dezső, Szerb Antal en Székely János uit de eerste helft van de afgelopen eeuw en tal van latere Hongaren, is nu ook het werk van Gyula Krúdy (1878-1933) ontsloten in het Nederlands.
Het door het ervaren vertalersduo Hennink en Daróczy vertaalde boek is een bundeling van korte verhalen, voor het merendeel oorspronkelijk gepubliceerd in het tweede decennium van de vorige eeuw. De verhalen gaan alle over de belevenissen van een rokkenjager, die nu eens geen Don Juan heet, maar door de auteur Sindbad wordt genoemd, vrij naar de sprookjes uit zijn jeugd...
Toevallig zag ik onlangs op de televisie in een quizspelshow een tweetal panels het tegen elkaar opnemen, waarvan het ene uit drie vrouwen bestond en het andere uit drie mannen. Eén vraag ging over overspel. De dames bekenden onmiddelijk dat naar hun mening vrouwen vaker overspelig zijn dan mannen. En een van de vrouwen leek zelfs de daad bij het woord te voegen en flirtte openlijk met haar tegenstander...
Frappant, precies honderd jaar geleden, in Hongarije, anno 1910 – ruim voor de burgerlijk-religieuze preutsheid van de jaren dertig – schreef Gyula Krúdy over de amoureuze escapades van zijn Sindbad, aan wie tientallen, zo niet honderden vrouwen zich overgaven...
Dit was smullen voor de tijdschriftlezers van die tijd, die de verhalen als een feuilleton voorgeschoteld kregen. De verhalen waren immens populair, en ook nu nog word je als lezer onmiddellijk gegrepen door de aantrekkingskracht van het spel tussen de seksen. Maar ook de typerende opbouw van de verhalen wekt spanning op. Een magnifiek spel of, zo je wilt, de gelaagdheid van tijd en ruimte zorgt voor een snel inleven. Na een paar zinnen zit je meteen midden in het (toch relatief korte) verhaal en ga je er helemaal in op.
Inhoudelijk bewijzen deze verhalen dat de Hongaarse literatuur niet louter gericht was op de eigen historie, de treurige episoden en de zegeningen van de eigen natie, maar dat Hongaarse schrijvers vanuit de spreekwoordelijke koffiehuizen van Boedapest in die tijd ook met algemeen menselijke thema’s hun lezers wisten te verleiden.
De figuur Sindbad heeft iets ironisch: hij was ooit de gentleman, de man van de wereld, maar als hij terugkijkt op zijn leven en daadwerkelijk ook terugreist naar de plekken waar dat leven zich afspeelde, moet hij inzien dat het leven toch niet heeft gebracht wat voor hem in het verschiet leek te liggen. Eigenlijk zijn zijn reizen telkens een desillusie en laten zij zien dat het geen positieve levenshouding is om eenzelvig in het verleden blijven hangen.
Toch kun je als Hongarije-liefhebber genieten van de manier waarop Krúdy in rake bewoordingen de telkens nieuwe omgeving beschrijft waarin elke episode plaatsheeft en die soms heel herkenbaar Hongaars is. In verhaal drie reisde ik met de protagonist terug naar 'een plaats op de laagvlakte'. Nu zijn er natuurlijk meer plaatsen op de Alföld, maar ik waande me door deze woorden ogenblikkelijk in Mezőtúr en zag – al lezend - die typisch Hongaarse tuinmuren en hekken weer voor me zoals die daar staan in straten met greppels geflankeerd door rijen acaciabomen...
Misschien kunt u in plaats van de ochtendkrant bij uw boterham of kopje koffie de komende tijd steeds een verhaal van Krúdy nemen, dan begint uw dag goed!
Verschenen in Most Magyarul! Hongarije Magazine 53-54, 2011
Edwin van Schie